Beveiliging
Wanneer beveiligingsfuncties zijn ingeschakeld waarmee de mogelijke oproepen
worden beperkt (zoals het blokkeren van oproepen, gesloten gebruikersgroepen en
vaste nummers), kunt u soms nog wel het geprogrammeerde alarmnummer kiezen.
Selecteer Menu > Instellingen > Beveiliging en maak een keuze uit de volgende
opties:
● PIN-codeaanvraag en UPIN-codeaanvraag — om het apparaat in te stellen om
naar de PIN-code of UPIN-code te vragen wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.
Bij sommige SIM-kaarten kan het vragen naar deze code niet worden uitgeschakeld.
● PIN2-codeaanvraag — om in te stellen of de PIN2-code is vereist wanneer een
bepaalde apparaatfunctie wordt gebruikt die met de PIN2-code is beveiligd. Bij
sommige SIM-kaarten kan het vragen naar deze code niet worden uitgeschakeld.
● Oproepen blokkeren — om inkomende en uitgaande oproepen te beperken
(netwerkdienst). Hiervoor hebt u het blokkeerwachtwoord nodig.
I n s t e l l i n g e n
© 2007 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
50
● Vaste nummers — om uitgaande oproepen te beperken tot geselecteerde
telefoonnummers, als dit door uw SIM-kaart wordt ondersteund. Als de functie Vaste
nummers is ingeschakeld, zijn GPRS-verbindingen niet mogelijk, behalve bij het
verzenden van tekstberichten via een GPRS-verbinding. In zo'n geval moeten het
telefoonnummer van de ontvanger en het nummer van de berichtencentrale in de
lijst Vaste nummers zijn opgenomen.
● Bep. grp gebruikers — om oproepen te beperken tot oproepen naar en van een
bepaalde groep personen (netwerkdienst)
● Beveiligingsniveau — Selecteer Telefoon om in te stellen dat het apparaat naar
de beveiligingscode vraagt wanneer een nieuwe SIM-kaart in het apparaat wordt
geplaatst. Als u Geheugen selecteert, wordt de beveiligingscode gevraagd wanneer
het SIM-kaartgeheugen is geselecteerd en u het gebruikte geheugen wilt wijzigen.
● Toegangscodes — om de beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code, PIN2-code of het
blokkeerwachtwoord te wijzigen.
● Code gebruiken — om te selecteren of de PIN-code of de UPIN-code actief moet zijn.
● Autoris.certificaten of Gebr.certificaten — om de lijst met autorisatiecertificaten
of gebruikerscertificaten te bekijken die naar het apparaat is gedownload.
Zie
'Certificaten', p. 72.
● Inst. beveil.module — om Geg. beveil.module te bekijken, Verzoek PIN
module te activeren of de module-PIN en de ondertekenings-PIN te wijzigen.
Zie
'Toegangscodes', p. 11.